Skip to content Skip to footer

Een schenkingsakte geherkwalificeerd als een “vermomde verkoop”

Het Hof van Beroep deed recent een opmerkelijke uitspraak met betrekking tot een casus die als volgt kan worden samengesteld:

Een koppel was gehuwd onder het wettelijk stelsel. Het huwelijk werd ontbonden bij vonnis van echtscheiding en de notaris-vereffenaar werd aangesteld. In de vereffening ontstond betwisting met betrekking tot het eigendomsstatuut van de onroerende goederen van de man waarvan twee onroerende goederen verworven werden bij notariële schenking en één onroerend goed bij testamentair legaat.  In de notariële akte wordt voorzien dat de schenkingsakte spreekt van een schenking onder de levenden als voorschot op erfdeel en met vrijstelling van inbreng in natura. De vrouw legt een schriftelijke verklaring voor waarbij haar schoonvader erkende ter compensatie van de schenking een belangrijk bedrag te hebben ontvangen en dat de schenking werd gedaan om administratieve redenen. Een tweede schenking werd gedaan buiten erfdeel. De akte aanvaarding legaat afgifte werd verleden na het overlijden van de vader. De vrouw voert een afzonderlijke procedure tegen haar man en diens broers en zussen om voor te houden dat de “schenkingsaktes” eigenlijk “overdrachten zijn ten bezwarende titel” gezien de latere betalingen met huwgemeenschappelijke gelden en deels met persoonlijke gelden van de vrouw.

In de vereffeningsfase bij de notaris vordert de vrouw dat de schenkingen en de legaataflevering worden geherkwalificeerd als een verkoop aan de huwgemeenschap. De boedelnotaris acht zich gebonden door de titel en wijst deze vraag af.

Door de vrouw wordt een afzonderlijke procedure opgestart teneinde te horen zetten voor recht “de aktes van schenkingen in werkelijkheid een akte van verkoop is”.

Het hof van Beroep stelt dat de vordering als een autonome vordering kan worden ingesteld buiten de bewerkingen van vereffening en verdeling.

De vervaltermijn dewelke van toepassing is voor een vordering tot nietigverklaring dient in casu niet beoordeeld te worden omdat de vordering in wezen een vordering tot geveinsverklaring is.

Het Hof van Beroep wijst het argument van de man af dat de vrouw niet kan terugkomen op de door haar afgelegde bekentenis voor de notaris-vereffenaar in de vereffening van de huwgemeenschap. (Een bekentenis is immers de beaming van een feit door een persoon terwijl dat in feite nadelig is. Een bekentenis kan enkel slaan op feitelijke toestanden maar niet op de juridische gevolgen van een feit zoals een eigendomsrecht dat een rechtsfeit is.)

Het Hof van Beroep volgt het argument van de man dat het testamentair legaat geen veinzing kan zijn omdat een testament een éénzijdige akte is die slechts uitwerking krijgt bij het overlijden van de testator.

Het Hof van Beroep volgt het standpunt van de vrouw dat de beide schenkingen door de vader aan zijn zoon in werkelijkheid verkopen zijn onder het mom van schenkingen waarbij in werkelijkheid de wil van de vader om te begiftigen ontbreekt. Dit wordt afgeleid uit de uitgevoerde betalingen van de zoon aan zijn vader. Er is geen sprake van wederbelegging of van zaakvervanging.

De vermomde verkopen werden gedaan aan de zoon en niet aan het gemeenschappelijk vermogen.

De vraag of deze onroerende goederen dienen aanzien te worden als aanwinsten in het gemeenschappelijk vermogen, dient te worden beoordeeld in de vereffeningsprocedure en kan niet als een autonome vordering worden beoordeeld.

Het Hof van Beroep stelt dan ook: de akte van schenking wordt geherkwalificeerd als een akte van verkoop ; het arrest zal gelden als titel tot overschrijving in de registers van de hypotheekbewaarder.”

René KUMPEN