Skip to content Skip to footer

Schending bedrijfsgeheimen door werknemers: betere bescherming op komst

Uiterlijk op 09.06.2018 dient de Europese Richtlijn 2016/943 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken ervan (verder “de Richtlijn”) omgezet te zijn in het Belgische recht.

Deze Richtlijn harmoniseert de bepalingen over de bescherming van bedrijfsgeheimen zodat binnen de volledige Europese Unie eenzelfde niveau van bescherming geldt. De lidstaten worden verplicht om toereikende en consistente maatregelen te voorzien die toegepast kunnen worden wanneer er sprake is van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheimen.

Met het oog op de implementatie van de Richtlijn werd er op 19.01.2018 een voorontwerp van wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen goedgekeurd. In dit voorontwerp werden aanpassingen aangebracht aan het Wetboek van Economisch Recht, het Gerechtelijk Wetboek en aan artikel 17, 3°, a) van de Arbeidsovereenkomstenwet.

Laatst vermeld artikel is op dit ogenblik de enige wettelijke bepaling waarin voorzien wordt hoe werknemers om dienen te gaan met bedrijfsgeheimen. Concreet wordt hierin bepaald dat de werknemer verplicht is om “zowel gedurende de (arbeids-)overeenkomst als na het beëindigen daarvan, zich ervan te onthouden fabrieksgeheimen, zakengeheimen of geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden, waarvan hij in de uitoefening van zijn beroepsarbeid kennis kan hebben, bekend te maken.”

Bijkomend  stelt artikel 309 van het Strafwetboek strafbaar met gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en met geldboete van vijftig euro tot tweeduizend euro “hij die geheimen van de fabriek waarin hij werkzaam geweest is of nog is, kwaadwillig of bedrieglijk aan anderen meedeelt.”

Noch voormelde artikelen, noch enige andere wettelijke bepaling definiëren evenwel de begrippen “fabrieksgeheim” en “bedrijfsgeheim”. Ook in de rechtspraak komt dit weinig aan bod. De definitie die het Hof van Cassatie aan het begrip “fabrieksgeheim” gaf, dateert reeds van 1943 en luidt: “technische gegevens, die bijdragen tot de vervaardiging van een bepaald product en aan de fabrikant een voorsprong geven op zijn concurrenten, zodat de niet-bekendmaking ervan voor hem een economisch voordeel inhoudt.” In de praktijk kwam het dan ook de rechtbanken toe om in de concrete situatie die hen ter beoordeling werd voorgelegd te beslissen of een fabricageprocedé of enige andere bedrijfsinformatie beschouwd moet worden als een fabrieksgeheim of zakengeheim in de zin van voormelde artikelen.

Het voorontwerp van wet wijzigt artikel 17, 3°, a) Arbeidsovereenkomstenwet in die zin dat de werknemer voortaan verplicht zal zijn om zich zowel gedurende de overeenkomst als na het beëindigen ervan te onthouden “een bedrijfsgeheim in de zin van artikel I.17/1, 1° van het Wetboek van Economisch Recht, waarvan hij in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit kennis kan hebben, op onrechtmatige wijze openbaar te maken in de zin van titel 8/1 van boek XI van hetzelfde Wetboek, alsook geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden, waarvan hij in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit kennis kan hebben, bekend te maken.”

In artikel I.17/1, 1° Wetboek Economisch Recht wordt door het voorontwerp de definitie van “bedrijfsgeheimen” uit de Richtlijn onverkort overgenomen. Hiermee wordt informatie bedoeld die voldoet aan alle volgende voorwaarden:

De informatie is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie

De informatie bezit handelswaarde omdat zij geheim is

De informatie is door de persoon die rechtmatig daarover beschikt onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.

Daar waar de Richtlijn de harmonisatie van de diverse reglementeringen beoogt, dient vastgesteld dat in het voorontwerp geen wijziging aan artikel 309 Strafwetboek wordt aangebracht. Met het oog op het coherent gebruik van begrippen en het verzekeren van rechtszekerheid, lijkt dit nochtans noodzakelijk. 

Wat het “op onrechtmatige wijze openbaar maken” van bedrijfsgeheimen betreft, worden er het voorontwerp een aantal bepalingen voorzien die ofwel informatieverstrekking uitsluiten uit het verbod, dan wel expliciet hieronder laten vallen.

Zo wordt uitdrukkelijk bepaald dat de verkrijging van een bedrijfsgeheim rechtmatig is in het kader van de uitoefening van het recht van werknemers of werknemersvertegenwoordigers op informatie en raadpleging overeenkomstig het recht van de EU, het nationale recht en de nationale praktijken.

Hetzelfde geldt voor de situatie waarin het openbaar maken van het bedrijfsgeheim door werknemers aan hun vertegenwoordigers gebeurt in het kader van de rechtmatige uitoefening van hun vertegenwoordigende functies overeenkomstig het recht van de EU of het nationale recht, op voorwaarde dat deze openbaarmaking noodzakelijk was voor deze uitoefening.

Via deze bepalingen wordt de informatieverstrekking geregeld bij Koninklijk Besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraad en bij CAO nr. 9 uitdrukkelijk als rechtmatig bestempeld.

Daarentegen wordt uitdrukkelijk als onrechtmatig beschouwd het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim als er een geheimhoudingsovereenkomst is of een andere verplichting tot het niet openbaar maken van het bedrijfsgeheim of als de persoon een inbreuk makt op een contractuele of andere verplichting tot beperking van het gebruik van het bedrijfsgeheim.

Behalve een definitie van het begrip “bedrijfsgeheimen”, voorziet het voorontwerp ook een compleet arsenaal aan middelen en procedures om enerzijds bedrijfsgeheimen te beschermen en anderzijds op te treden tegen nakende en effectieve schendingen van dergelijke geheimen.

Zo wordt voorzien in:  

  • Voorlopige en conservatoire maatregelen “zoals in kortgeding”, waaronder een bevel tot staking of een verbod op het gebruik of openbaarmaking van een bedrijfsgeheim, het verbod om inbreuk makende producten te produceren. Ook het vorderen van de staking van het toekomstige of nakende verkrijgen van een bedrijfsgeheim wordt mogelijk.
  • Maatregelen ten gronde, zoals een definitief verbod op het gebruik van een bedrijfsgeheim en corrigerende maatregelen als terugroepen en vernietiging, desgevallend met een dwangsom
  • Parameters voor het verkrijgen van een passende schadevergoeding, waarbij uitdrukkelijk de mogelijkheid voorzien wordt om die als een forfaitair bedrag vast te stellen
  • Openbaarmaking van gerechtelijke uitspraken

Deze “tools”, die ook aangewend kunnen worden wanneer een (ex-)werknemer zich ten nadele van zijn (ex-)werkgever schuldig maakt aan schendingen van bedrijfsgeheimen, zijn nieuw en waren tot op heden niet voorhanden.

Tevens worden maatregelen voorzien die de tijdens deze gerechtelijke procedures de vertrouwelijkheid van de ter discussie staande bedrijfsgeheimen garanderen. Het gaat dan o.a. om het beperken van de toegang tot de procedurestukken en de rechtszittingen tot een beperkt aantal personen, het anonimiseren van vertrouwelijke passages in vonnissen en arresten en een algemene vertrouwelijkheidsverplichting tijdens de procedure en na het beëindigen ervan. Wanneer deze vertrouwelijkheidsverplichting geschonden wordt lopende de gerechtelijke procedure, kan de rechtbank trouwens een gerechtelijke boete opleggen

Tot slot werd voorzien in een centralisatie van de procedures i.v.m. bedrijfsgeheimen bij de rechtbanken van koophandel die gevestigd zijn war de hoven van beroep hun zetel hebben. De Rechtbank van Koophandel is bevoegd, zelfs wanneer de partijen geen onderneming zijn en ongeacht het bedrag van de vordering. Er wordt evenwel geen afbreuk gedaan aan de specifieke bevoegdheden van de arbeidsrechtbanken, die dus bevoegd blijven voor procedures die betrekking hebben op schendingen van bedrijfsgeheimen tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Doet de schending zich voort na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zal de werkgever zich moeten wenden tot de Rechtbank van Koophandel.

Hoewel de vooropgestelde deadline intussen verstreken is, is het thans nog wachten op de wet waarin al voormelde wijzigen worden doorgevoerd. Uiteraard wordt u verwittigd wanneer deze wet een feit is. 

Veerle SCHEYS