De geschillenregeling in het vennootschapsrecht is een sinds 01.07.1996 erg vaak gehanteerd en ook gewaardeerd instrument om betwistingen tussen de aandeelhouders in een NV of BVBA te beëindigen. Zij bestaat er in dat de wetgever de mogelijkheid creëerde om onder bepaalde voorwaarden hetzij uit te treden en de overige aandeelhouder te dwingen om uw aandelen over te kopen hetzij om de andere vennoot uit te sluiten en te dwingen zijn/haar aandelen aan uzelf te verkopen.
Gegronde reden
Een essentiële toepassingsvoorwaarde is uiteraard het vervullen van de bewijslast van de zg. gegronde redenen waarop de rechtsvordering wordt gegrond. In het eerste geval dient aangetoond dat er omwille van de ingeroepen “gegronde redenen” redelijkerwijze niet kan verwacht worden dat u nog langer aandeelhouder zou blijven en wordt m.a.w. het persoonlijk belang van de vennoot beoordeeld terwijl de Rechter in het tweede geval, d.w.z. de situatie waarin u de andere vennoot wil uitsluiten, het belang van de vennootschap zal vooropstellen en m.a.w. zal beoordelen welke aandeelhouder de meeste waarborgen voor de vennootschap biedt. Het al dan niet bestaan van een “gegronde reden” is een feitelijke appreciatie en gebeurt ten laste van de verwerende vennoot.
Tijdstip van groot belang
Wat onmiddellijk daaropvolgend aan bod komt, is de waarde of prijs van de aandelen waartegen deze worden overgenomen of overgedragen. Van groot belang is het tijdstip waarop de Rechter zich plaatst om (doorgaans na advies van een accountant of bedrijfsrevisor die als gerechtsdeskundige wordt aangesteld) om deze waarde te bepalen. Zeer vaak zijn de ingeroepen gegronde redenen immers gegrond op feiten of gebeurtenissen die een negatieve invloed hebben op de waarde van de aandelen. Zelfs nog tijdens de procedure kunnen er zich gebeurtenissen voordoen die deze negatieve impact hebben en het is geen zeldzaamheid dat de waarde van de aandelen in belangrijke mate verschilt naarmate men ze beoordeelt voorgaand de ingeroepen redenen of nog op het tijdstip van de dagvaarding of nog op de datum van het vonnis dat de overdracht of overname beveelt.
De eerdere rechtspraak van het Hof van Cassatie (o.m. het arrest dd. 05.10.2012) kwam er op neer dat de waardering van de aandelen moet gebeuren op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt vermits het recht op betaling van de prijs op datum van de eigendomsoverdracht ontstaat alsook dat de rechter “abstractie moet maken” van de omstandigheden die tot de vordering hebben geleid alsook van de gedragingen van de vennoten na het instellen van de vordering.
Rechter bepaalt de waarde
Er ontstond een kloof tussen het standpunt dat de Rechter aldus eigenlijk geen beoordelingsmarge had maar altijd de datum van het vonnis moest aanhouden als de zg. peildatum voor de waardebepaling en anderzijds de rechtspraak die de peildatum bepaalde in functie van de concrete omstandigheden die tot de vordering aanleiding gaven vermits deze een voor de vorderende vennoot negatieve invloed konden hebben op de waarde.
Het Hof van Cassatie heeft deze betwisting thans beslecht door in een arrest van 20.02.2015 te oordelen dat de (feiten)rechter de waarde en dus de prijs van de aandelen in principe wel bepaalt op de datum waarop de overdracht wordt bevolen maar niettemin de mogelijkheid heeft om deze datum op een ander moment vast te prikken om aldus rekening te kunnen houden met de feiten die tot de vordering aanleiding gaven alsook met de daaropvolgende gedragingen van de vennoten. Aldus kunnen de onbillijke gevolgen van de gedragingen van de “foutieve” partij die tot een waardevermindering hebben geleid nog gecorrigeerd worden. Het zal passen om hiermee rekening te houden bij de motivering van de inleidende dagvaarding of daaropvolgende conclusies en de precieze omschrijving van de vordering.
Dirk Vandecasteele.