Wie VOORdenkt en niet NAdenkt voorkomt vele problemen.
Het ouderlijk gezag
Tot de leeftijd van 18 jaar zijn kinderen onderworpen aan het ouderlijk gezag hetgeen door de ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend, ook wanneer ze niet meer samenleven. Wanneer één van de ouders overleden is, oefent de langstlevende ouder het ouderlijk gezag alleen uit.
Problematiek en vraagstelling
Wanneer de verstandhouding tussen de ouders verstoord is, kunnen hieruit problemen ontstaan.
Wanneer één ouder overlijdt bekomt de langstlevende exclusief dit ouderlijk gezag en kan deze het door de minderjarige verkregen vermogen immers alleen beheren en er de vruchten van genieten tot de meerderjarigheid van het kind.
De vraag stelt zich – niet alleen in relatie tussen ex-partners, maar ook tussen grootouder-kleinkind – of dit in een testament of in een schenkingsakte kan worden voorkomen. Het antwoord op deze vraag is genuanceerd.
Het ouderlijk genotsrecht
Wat betreft het ouderlijk genotsrecht : Volgens de wet hebben ouders het recht om de opbrengsten en de inkomsten van de goederen van hun minderjarige kinderen te genieten, maar artikel 387 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat het ouderlijk vruchtgenot niet van toepassing is op de goederen die aan minderjarigen worden geschonken of vermaakt onder de uitdrukkelijke voorwaarde van uitsluiting van vruchtgenot. Er is met andere woorden een wettelijke basis voorhanden om dit genotsrecht uit te sluiten zonder dat de ouder(s) daarop aanspraak kunnen maken.
Nochtans verhindert dit niet dat het vermogen onderworpen blijft aan het ouderlijk beheersrecht.
Het ouderlijk beheersrecht
Het ouderlijk beheersrecht omvat het recht om de goederen van de minderjarige te beheren en hem in rechte te vertegenwoordigen. In tegenstelling het ouderlijk genotsrecht, bestaat er in de huidige Belgische wetgeving geen grondslag die toelaat om het ouderlijk beheersrecht te ontnemen door middel van het opnemen van een uitsluitingsclausule in een testament of in een schenkingsakte
Een uitdrukkelijk wettelijke bepaling, naar analogie met artikel 387 van het Burgerlijk Wetboek voor wat het ouderlijk vruchtgenot betreft, ontbreekt dus voor het ontnemen van het ouderlijk beheersrecht waardoor men hiervoor is aangewezen op bestaande rechtspraak en rechtsleer.
Helaas is deze niet eenduidig alhoewel er een tendens merkbaar is om zich niet neer te leggen bij deze wettelijke lacune en zijn er technieken om op een legale manier deze problemen te omzeilen.
- Testamenten : de opgelegde organisatie van een periodiek toezicht op het beheer van de goederen door het aanstellen van een testamentuitvoerder.
- Schenkingen :
- een clausule van voorbehoud van vruchtgebruik
- of een beding van onbeschikbaarheid
- of een opschortende voorwaarde van de meerderjarigheid
- zodat er tijdens de minderjarigheid weinig of niets valt te beheren.
De alternatieven zijn talrijk en complex. Het is daarom ook aangewezen om de verschillende mogelijkheden te overdenken vooraleer te handelen.
Wie VOORdenkt en niet NAdenkt voorkomt vele problemen.
Lennert JEURISSEN