Skip to content Skip to footer

ENKELE RECENTE EN TOEKOMSTIGE WIJZIGINGEN IN HET STRAF-EN STRAFPROCESRECHT : DE SNELTREIN DAVERT DOOR

Wie dacht dat na de Potpourri wetten de wijzigingen in het straf-en strafprocesrecht zouden stilvallen komt bedrogen uit.

Ook gedurende de eerste helft van het gerechtelijk jaar 2017-2018 werden er verscheidene nieuwe regelingen getroffen op wetgevend vlak.

Een greep uit het overvloedige aanbod :

1. ‘Kraken’ strafbaar geworden sedert 16 november 2017

Enkele recente gebeurtenissen waarbij onbekenden een (op dat moment) onbewoond huis als het ware innamen deden menig wenkbrauwen fronsen. Zeker wanneer werd vastgesteld dat deze nieuwe bewoners ervoor zorgden dat de eigenaars van de woning voor een gesloten (en zelfs gebarricadeerde) deur stonden.

De eigenaars zaten met de handen in het haar want de enige mogelijkheid die zij hadden was proberen om via de Vrederechter een bevel tot uithuiszetting te verkrijgen, waarbij het nog maar de vraag was op welkte termijn in hoeverre dit kon uitgevoerd worden.

Wanneer de eigenaars zich tot de politie wendden kwamen zij van een kale reis terug. Kraken was immers geen misdrijf, waardoor de politie niet kon optreden.

De wet van 18 oktober 2017 bracht hier verandering in en voerde in het Strafwetboek een nieuw artikel 442/1. Het artikel beoogt de strafbaarstelling van het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed.

De strafmaat betreft 8 dagen tot een maand en een geldboete van 26 EUR tot 100 EUR voor het kraken zelf. De strafmaat wordt verhoogd naar 8 dagen tot een jaar en 26 EUR tot 200 EUR wanneer de kraker geen gevolg geeft binnen de wettelijke termijn aan een bevel tot ontruiming dat werd uitgesproken door de vrederechter.

De vraag is evenwel of deze nieuwe strafbaarstelling bij de ‘krakers’ effectief een ontradend effect zal hebben?

2. Verlenging termijn vrijheidsberoving van 24u naar 48u

Sinds 29 november 2017 kan iemand van zijn vrijheid worden beroofd gedurende een periode van maximum 48 uren vooraleer een rechterlijke controle op de arrestatie wordt uitgeoefend door de onderzoeksrechter.

De wet op de voorlopige hechtenis werd in die zin aangepast.

Voor de wijziging was deze periode beperkt tot een tijdsduur van 24 uren en het betreft dus een verdubbeling van de termijn waarbinnen na de vrijheidsberoving een bevel tot aanhouding moet worden afgeleverd.

In plaats van 24 uren heeft de onderzoeksrechter nu 48 uren de tijd om na te gaan of een verdere aanhouding gegrond is op basis van de voorwaarden uit de wet op de voorlopige hechtenis.

De verlenging van de termijn zou er in principe moeten toe leiden dat de onderzoeksrechter meer tijd en mogelijkheden heeft om de maatregel van vrijheidsberoving af te toetsen aan het uitzonderlijk karakter van de voorlopige hechtenis.

Hiervoor is het uiteraard noodzakelijk dat het Openbaar Ministerie de onderzoeksrechter tijdig vat, zo niet zal de uitbreiding van de termijn zijn nut voorbijgaan.

3. Uitbreiding termijn voor onmiddellijke aanhouding en invoering beveiligingsperiode

Op 23 oktober 2017 werd door de regering een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de wet op de voorlopige hechtenis wat betreft de onmiddellijke aanhouding en de invoering van een beveiligingsperiode.

In de huidige regelgeving kan de strafrechter de onmiddellijke aanhouding bevelen van een beklaagde wanneer er een straf werd uitgesproken van minimum 1 jaar.

De onmiddellijke aanhouding kan worden bevolen wanneer het gevaar bestaat dat de veroordeelde zich aan zijn straf zal onttrekken. Het hoeft geen betoog dat deze maatregel voornamelijk wordt toegepast indien een veroordeling bij verstek wordt uitgesproken.

Met het ingediende wetsvoorstel wordt de drempel verhoogd van 1 jaar naar 3 jaar, behoudens terroristische misdrijven en zedenmisdrijven.

De invoering van de zogenaamde beveiligingsperiode heeft reeds op veel kritiek gestuit, maar de huidige regering wil deze maatregel blijkbaar toch invoeren.

Concreet zal de strafrechter voor een aantal zware misdrijven kunnen anticiperen op de strafuitvoering door te oordelen dat de veroordeelde pas in aanmerking komt voor voorlopige invrijheidsstelling vanaf een bepaalde datum. Een datum die afwijkt van de gewone regeling uit de wet op de externe rechtspositie van gedetineerden.

Het is duidelijk dat met deze maatregel de strafrechter in het vaarwater terechtkomt van de strafuitvoeringsrechtbank, die een oordeel velt over de strafuitvoeringsmodaliteiten zoals elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Men verwacht eigenlijk dat de strafrechter een glazen bol heeft en in de toekomst kan kijken hoe een veroordeelde zal evolueren tijdens de strafuitvoering. In principe wordt hierdoor de taak van de strafuitvoeringsrechter uitgehold, die toch een veel beter zicht heeft op het traject dat een veroordeelde aflegt.

Het wetsontwerp is momenteel hangende in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Wordt dus zeker vervolgd…

UPDATE :

Op het moment van de redactie van de nieuwsbrief was het wetsontwerp nog hangende in de Kamer.

Inmiddels verscheen op 11 januari 2018 de wet van 21 december 2017 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van een beveiligingsperiode en tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat de onmiddellijke aanhouding betreft.

Die wet treedt in werking tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, dus op 21 januari 2018.

Er kan dus vanaf 21 januari 2018 toepassing worden gemaakt van de beveiligingsperiode en de grens om een onmiddelijke aanhouding te kunnen bevelen is verhoogd naar straffen vanaf 3 jaar gevangenisstraf.

4. Strengere straffen voor verkeersmisdrijven en de verjaring van de strafvordering

Op 8 december 2017 werd in de Ministerraad een wetsontwerp goedgekeurd met enkele belangrijke wijzigingen voor bepaalde verkeersmisdrijven. De straffen worden opnieuw drastisch verhoogd.

In geval herhaling binnen de drie jaar na een eerste veroordeling voor het besturen van een niet verzekerd voertuig wordt de minimumstraf verhoogd van minstens 8 dagen naar minstens 3 maanden rijverbod. Deze straffen worden nog verhoogd bij een tweede en derde herhaling. Bovendien zal de overtreder het theoretisch en praktisch rijexamen opnieuw moeten afleggen.

Hetzelfde principe voor vluchtmisdrijf. Iemand die een veroordeling oploopt voor vluchtmisdrijf zonder gewonden zal een celstraf riskeren van 6 maanden en/of een boete van 2000 EUR.

Bij vluchtmisdrijf met gewonden lopen de straffen al op tot 3 jaar cel en/of een boete van 5000 EUR. Indien er gewonden zijn is er tevens een minimumrijverbod van 3 maanden. Bij een vluchtmisdrijf met dodelijke afloop wordt de straf naast het rijverbod nog opgedreven naar 4 jaar cel en/of een boete van 5000 EUR.

Bij een veroordeling voor rijden zonder geldig rijbewijs zal tevens een gevangenisstraf kunnen worden opgelegd in plaats van voorheen enkel een geldboete.

Ook aan de verjaring van de strafvordering wordt gesleuteld. In de huidige omstandigheden verjaren de meeste verkeersmisdrijven na 1 jaar. Deze termijn zal worden verdubbeld tot 2 jaar. Voor een snelheidsovertreding zal het Openbaar Ministerie dus rekening houdend met de grootst mogelijke stuiting over een periode van 4 jaar beschikken om een veroordeling van de overtreder te bekomen.

Zo komt de regering tegemoet aan een recente oproep vanuit de magistratuur in de media.

Dit is slechts een greep uit het aanbod van recente en toekomstige wijzigingen in het straf-en strafprocesrecht.

Zo werd recent nog door de Minister aangekondigd dat er een wettelijke regeling zal worden uitgewerkt voor spijtoptanten, werd het wetsontwerp omtrent burgerinfiltratie goedgekeurd en werd er een nieuw grievenformulier voor het hoger beroep in strafzaken gepubliceerd.

Bovendien is een volledige herschrijving van het Strafwetboek en het wetboek van Strafvordering in de maak.

De sneltrein heeft dus nog lang niet de laatste halte bereikt…

Mr. Raf Sterken