Het nieuwe erfrecht dat werd aangenomen bij wet van 20.07.2017 wordt ook van toepassing vanaf 01.09.2018. Een onderdeel dat hierin minder aandacht krijgt betreft het lot van de langstlevende echtgenote. De wetgever heeft enkele kleine veranderingen aangebracht aan dit erfrecht, en wel als volgt:
1. Uitbreiding van de concrete reserve:
De gehuurde gezinswoning wordt beter beschermd. Het voorbehoud recht van de langstlevende echtgenoot op het vruchtgebruik van de gezinswoning wordt uitgebreid tot het recht op voortzetting van de huur van de gezinswoning. Het recht op huur wordt hierdoor een onderdeel van de “concrete” reserve van de langstlevende als de gezinswoning bij het overlijden van de eerst stervende door het gezin gehuurd werd.
2. Beperking van de abstracte reserve :
Het verleden (wet geschonken werd voor het huwelijk) wordt afgeschermd.
De langstlevende echtgenoot kan geen inkorting vragen van de schenkingen die de overledene heeft gedaan op het moment waarop de echtgenoot nog geen echtgenoot was. De “abstracte” reserve wordt het vruchtgebruik genoemd op de helft van de nalatenschap dewelke altijd gewaarborgd moet zijn aan de langstlevende. Bovenstaande bemerking betekent dat de langstlevende zijn abstracte reserve alleen kan opeisen voor zover er voldoende goederen nog aanwezig zijn die niet voor het huwelijk werden weggeschonken.
3. Aanvullende bewijsmogelijkheden voor onterving:
In het verleden was onterving van de langstlevende mogelijk indien de erflater in een testament dit uitdrukkelijk verwoordde. De nieuwe wet voorziet niet een dergelijke zeer specifieke vermelding maar laat toe dat de onterving eveneens kan afgeleid worden uit een testament waarbij de erflater in algemene bewoordingen een algemeen legataris aanduidt. De aanduiding van een algemeen legataris wordt vermoed te zijn geschied om de echtgenoot de wettelijke reserve te ontnemen. Dit vermoeden is voor tegenbewijs vatbaar. Enkele voorwaarden blijven noodzakelijk: Een feitelijke scheiding van meer dan 6 maanden en het opvorderen bij gerechtelijke van een afzonderlijk verblijf. Deze regels golden ook onder de oude wet. Nieuw is dat deze onterving ook mogelijk is van zodra een vordering tot echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting is ingeleid ongeacht wie van beide echtgenoten hiervoor het initiatief nam.
Een laatste mogelijkheid voor de onterving van de langstlevende echtgenoot bestond reeds eerder en blijft ook bestaan, namelijk het afsluiten van een overeenkomst met het oog op een echtscheiding bij onderlinge toestemming met daarin een erfrechtelijk beding waarin het erfrecht van de langstlevende echtgenoot werd uitgesloten. De wetgever verduidelijkt dat die overeenkomst uitwerking heeft vanaf de neerlegging van het verzoekschrift, tenzij partijen uitdrukkelijk overeenkomen dat deze clausule uitwerking heeft vanaf de ondertekening van de overeenkomst.
Zoals je merkt bevat het nieuwe erfrecht voor de langstlevende ook enkele verborgen beperkingen en haalt dit niet de grote nieuwswaarde.