Skip to content Skip to footer

De absolute onverenigbaarheid tussen architect en aannemer geldt ook voor werknemers

De absolute onverenigbaarheid tussen het beroep van de architect en het beroep van de aannemer staat al decennialang gebeiteld in de Wet van 20 februari 1939 op de bescherming van den titel en van het beroep van architect.

Deze onverenigbaarheid speelt uiteraard in het belang van de bouwheren, maar is ook van belang voor de architecten zelf.

De scheiding van ontwerp, toezicht en controle enerzijds en de uitvoering van de werken is essentieel en absoluut.

Zo kreeg het Hof van Cassatie een dossier voorgelegd waarbij een architect als werknemer in loondienst was tewerkgesteld bij een bouwpromotor.

Het Hof oordeelde dat deze onverenigbaarheid misschien wel de vrijheid van nijverheid en arbeid inperkt, maar dat het cumulverbod om beide beroepen te combineren een algemeen karakter bezit.

Dit betekent concreet dat het verbod algemeen geldend is en niet alleen van toepassing is binnen het kader van éénzelfde bouwproject.

Aldus kan een architect niet tegelijk werkzaam zijn als architect en als werknemer van een bouwaannemer. Dit geldt zowel in het geval de architect in zijn hoedanigheid van werknemer belast is met taken die behoren tot de normale uitoefening van het beroep van architect, als in het geval de architect in zijn hoedanigheid van werknemer niet is belast met taken die behoren tot de normale uitoefening van het beroep van architect.

Het bovenstaande is eveneens van toepassing voor bouwprojecten die geheel van elkaar kunnen worden onderscheiden.

Moest u aldus nog vragen hebben over het statuut van architect, neem dan gerust contact op met ARGUS ADVOCATEN.

Gert DAMIAANS

[email protected]