Skip to content Skip to footer

De nieuwe Belgische auteursrechtwetgeving eindelijk afgestemd op het digitaal tijdperk

Het toenemend online gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken en de hierdoor veroorzaakte rechtsonzekerheid voor de houders van auteursrechten betrof het startpunt van de Europese wetgever gedurende de creatie van de EU-RICHTLIJN 2019/790.

Zo was het voordien niet altijd even duidelijk of een voorafgaande verleende toestemming door de rechtmatige auteur noodzakelijk was bij het posten van content door andere gebruikers op mediaplatformen.

Op 01.08.2022 werd de omzetting van de EU-RICHTLIJN 2019/790 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.Deze nieuwe wet trad, op enkele bepalingen na, onmiddellijk in werking.

Zoals u al kan raden vormt dit een aanpassing van de bestaande wetgeving aan een gedigitaliseerde wereld.

Maar wat is er nu concreet veranderd? 

Aldus ging de richtlijn in eerste instantie over tot het introduceren van een zogenaamde “filterverplichting”. Deze verplichting zou een einde moeten stellen aan de heersende rechtsonzekerheid omtrent de (wel énorm snelle vermenigvuldigende) online content.

De filterverplichting

Sedert 01.08.2022 moeten de aanbieders van online platformen, vooraleer zij overgaan tot het delen van content, uitdrukkelijk toestemming vragen een de rechthebbende intellectuele eigenaars (hierna: rechthebbenden). Deze voorafgaande toestemming is slechts verplicht voor zij die het publiek toegang verschaffen tot auteursrechtelijk beschermde werken.

Wat houdt dit nu concreet in? Online platformen (bv.: TikTok, Instagram, Facebook & Youtube), kunnen vanaf heden aldus aansprakelijk worden gesteld indien hun gebruikers user-generated content, waarvoor geen voorafgaande toestemming werd verleend door de rechthebbenden, toegankelijk stellen aan het publiek op de respectievelijke platformen.

Voorbeeld: het posten van jouw lievelingsfilm op een Youtube-account dat voor het publiek toegankelijk is, zorgt er dus voor dat Youtube aansprakelijk wordt gesteld indien zij als platform geen voorafgaande toestemming heeft verkregen van de rechthebbenden van de respectievelijke film.

Hoe ontlopen de platformen hun aansprakelijkheid?

De aansprakelijkheid wordt vermeden indien de volgende vier cumulatieve voorwaarden worden vervuld:

i. Het platform toont aan dat zij al het nodige heeft ondernomen om een voorafgaande toestemming van de rechthebbenden te verkrijgen;

ii. De aanbieder van de online diensten dient eveneens aan te tonen dat zij het nodige heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat niet-toegestane inhoud niet beschikbaar wordt gesteld;

iii. Het platform mocht, na ontvangst van een kennisgeving door een rechthebbende, prompt optreden om niet-toegestane inhoud te verwijderen; én

iv. Tenslotte heeft het platform het nodige voorzien om toekomstige uploads te vermijden

In sé zal er sprake zijn van een preventieve controle op de inhoud die gebruikers van de platformen beschikbaar stellen.

In de praktijk wordt dit uitgevoerd door het inburgeren van software op alle platformen met een mogelijkheid tot user-generated content. Deze software is voorzien van automatische herkenning / filtering van de content.

Vormt de filterverplichting een beperking op de vrijheid van meningsuiting én informatie? Het Europees Hof van Justitie is van oordeel dat dit niet het geval is. Hoewel het in de praktijk mogelijks een beperking kan inhouden, is deze wél degelijk te rechtvaardigen. Eveneens voorziet het wetsartikel in kwestie in een voldoende nauwkeurige afbakening van toepasbaarheid.

Volledigheidshalve dient de nuance te worden gesteld dat de auteursrechtelijke uitzonderingen voor recensie, karikatuur, parodie, citaat, eigen gebruik, kritiek of pastiche nog steeds van toepassing zijn.

Een verduidelijkend voorbeeld betreft deze van memes / gifs. Deze vormen dus geen inbreuk op de nieuwe auteursrechtwetgeving.

Mogelijkheid tot melding door alle rechthebbenden

De richtlijn én de wet voorzien de rechthebbende van de mogelijkheid om zowel een melding, als een verzoek tot verwijdering te formuleren omtrent de niet-toegestane content op het platform waarop een inbreuk werd vastgesteld.

Het is dus aan alle platformen om dit uitdrukkelijk te voorzien op hun webpagina.

Leiden de vier nieuwe dwingende uitzonderingen op auteursrechten en naburige rechten … tot een onevenwichtige situatie ten nadele van de rechthebbenden?

De hieronder vermeldde nieuwe uitzonderingen vormen een inperking op de positie van de rechthebbenden.

Dit aangezien men, ter uitbreiding van de reeds gekende én hierboven vermelde uitzonderingen, voor deze nieuwe situaties (voor zover van toepassing) om geen voorafgaandelijke toestemming dient te verzoeken én de rechthebbenden bij “inbreuk” géén vergoeding kunnen vorderen.

i. Digitaal gebruik van beschermde werken in het onderwijs

Deze uitzondering beoogt het digitaal gebruik ter illustratie van auteursrechtelijke beschermde werken i.h.k.v. onderwijsactiviteiten. Het is in dergelijke gevallen uitdrukkelijk toegelaten om het digitaal gebruik in een beveiligde elektronische omgeving toegankelijk te stellen voor de studenten en het personeel.

Essentieel voor deze uitzondering betreft het gegeven dat het gebruik van de beschermende materialen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling.

ii.. Tekst – en datamining in het kader van onderzoeksdoeleinden

Sedert 01.08.2022 hebben de openbare onderzoeksinstellingen en instellingen voor cultureel erfgoed geen uitdrukkelijke én voorafgaande toestemming meer nodig van de rechthebbenden. Dit voor zover de reproducties van auteursrechtelijk beschermde werken geschieden met het oog op tekst-en datamining (hierna: TDM).

TDM betreft een geautomatiseerde analysetechniek om tekst en gegevens te ontleden in een digitale vorm. De informatie die men hieruit haalt beoogt het louter én alleen vinden van patronen en onderlinge verbanden.

Huidige uitzondering is slechts van kracht voor zover (1) het doel van de reproductie kadert in het vooropgesteld wetenschappelijk onderzoek, én (2) de desbetreffende organisatie of instelling beschikt over een rechtmatige toegang tot het te reproduceren materiaal.

Indien deze twee voorwaarden niet zijn vervuld, geldt de uitzondering niet.

iii. Reproductie i.h.k.v.  behoud van cultureel erfgoed

Deze derde uitzondering heeft betrekking op het produceren van reproducties van beschermde materialen via digitalisering door de instellingen voor cultureel erfgoed.

Echter geldt deze uitzondering slechts voor reproducties van werken / creaties die deel uitmaken van de bestaande collectie van de desbetreffende instelling. Het oogmerk van de reproductie van het beschermde werk mag enkel de instandhouding ervan betreffen.

iv. Algemene TDM

Deze laatste uitzondering heeft betrekking op de reproducties van rechtmatig toegankelijke auteursrechtelijke beschermde werken met het oog op TDM.

Groot verschil betreft het gegeven dat alle private personen én openbare instellingen hiervan gebruik kunnen maken. Deze categorie van uitzonderingen is dus niet enkel beperkt tot de openbare onderzoeksinstellingen en instellingen voor cultureel erfgoed.

Een ander wezenlijk verschil met de hierboven vermelde tweede uitzondering is de mogelijkheid tot het formuleren van een uitdrukkelijk voorbehoud door de rechthebbenden tot een dergelijk gebruik van het werk / creatie.

Dit voorbehoud komt tot stand aan de hand van een simpele, maar ondubbelzinnige vermelding ervan bij het origineel werk door de rechthebbenden.

… De wetgever voorziet in een nieuw evenwicht!

A.d.h.v. de extra mogelijkheden tot waarborging opgenomen in de nieuwe wetgeving brengt de wetgever de bovenvermelde uitzonderingen terug in evenwicht met de auteurs- en naburige rechten.

i. Passende én billijke vergoeding voor de auteur en kunstenaar

Zo voerde de wetgever maar liefst 3 maatregelen door die van toepassing zijn op licentieovereenkomsten én alle andere overeenkomsten die de overdracht van auteurs- en uitvoeringsrechten inhouden.

–          Artikel 18 van de Auteursrichtlijn betreft het algemeen beginsel van billijke vergoeding voor alle verleende licenties of overgedragen rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars. De passende en evenredige vergoeding wordt als volgt gedefinieerd:

een vergoeding die evenredig is met de werkelijke of potentiële economische waarde van de overgedragen of in licentie gegeven rechten, rekening houdend met de bijdrage tot het werk in haar geheel”.

–          Artikel 19 van de Auteursrichtlijn houdt dan weer een transparantieverplichting in. Deze beoogt het verlenen van toegang tot meer informatie omtrent de exploitatie van hun werken aan alle rechthebbenden.

Deze verplichting dient niet te worden nageleefd indien het een te zware last zou impliceren voor de exploitant, of indien de bijdrage van de auteur te beperkt is t.o.v. het gehele werk.

Deze verplichting zal pas op 07.06.2023 van kracht zijn.

–          Artikel 20 van de Auteursrichtlijn introduceert ten slotte de succesclausulering. Deze aanpassingsmogelijkheid biedt alle rechthebbende het recht om de aan hen verschuldigde vergoeding te herzien wanneer het oorspronkelijk bepaald bedrag onbillijk laag ligt in verhouding tot het (onvoorziene) succes van het werk. Uiteraard slechts voor zover deze mogelijkheid werd opgenomen in het contract dat bestaat tussen partijen.

ii. Een recht op vergoeding voor uitgevers van perspublicaties

Eveneens voor het online ter beschikking stellen of reproduceren van nieuwscontent werd een uitdrukkelijk vergoedingsrecht geïntroduceerd. Hetgeen een vereenvoudiging beoogt voor het verlenen van licenties bij het online publiceren van reeds bestaande publicaties.

Huidig recht komt toe aan de uitgevers van de perspublicatie én zorgt ervoor dat elk online gebruik met de toestemming van de betrokken uitgever geschiedt. Eveneens hebben de eigenlijke auteurs van de publicaties recht op een passend deel van de inkomsten die de uitgevers genieten.

Deze regeling is niet van toepassing op individuele gebruikers, bij hyperlinking, bij zeer korte fragmenten…

In concreto houdt dit in dat enkel professionele content creators en dienstverleners toestemming moeten vragen vooraleer zij een perspublicatie online plaatsen.

Dit recht heeft ten slotte slechts een beperkte duur van twee jaar, te rekenen vanaf de effectieve publicatiedatum.

Het overgrote deel van al hetgeen hierboven werd uiteengezet, kan worden teruggevonden in boek XI én boek XVII WER van het Wetboek van Economisch Recht.

Voor al uw vragen omtrent het intellectueel eigendomsrecht staan onze specialisten uiteraard voor u klaar.

Moira BLASCETTA

Advocaat

[email protected]

011/28.64.22