Skip to content Skip to footer

Geduld loont voor de bouwsector: lastenverlaging voor ploegenarbeid eindelijk gepubliceerd!

De Belgische bouwsector voert al jaar en dag een keiharde concurrentiestrijd met buitenlandse bedrijven die in hun land van herkomst veel lagere sociale lasten dienen te betalen en dus veel goedkoper kunnen werken 

Na heel wat lobbywerk van de bouwsector werd hier echter met de wet van 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie (voorheen: Relancewet) eindelijk iets aan gedaan. 

Meer bepaald werd beslist om vanaf 01.01.2018 een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in te voeren op bezoldigingen betaald door ondernemingen en uitzendbedrijven aan werknemers die (a) op locatie, (b) in ploegverband, (c) werken in onroerende staat uitvoeren, (d) aan een bepaald minimum uurloon. 

Deze wet bevatte echter enkele praktische en interpretatieve onduidelijkheden waardoor de maatregel nog niet kon toegepast worden. 

Het laatste onderdeel van de “reparatiewet” die deze onduidelijkheden volledig weg werkte, werd echter nu heel recentelijk op 06.05.2019 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd waardoor de maatregel eindelijk toepassing kan vinden! 

Tijd dus om even op te frissen welke ondernemingen juist onder welke voorwaarden nu al dan niet kunnen genieten van deze gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling. 

Vooreerst geldt de maatregel enkel voor ondernemingen die werken in onroerende staat uitvoeren. 

Onder “werken in onroerende staat” wordt in hoofdzaak verstaan: “alle werken die betrekking hebben op het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed alsmede elke handeling die erin bestaat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt” (art. 20, §2 KB nr. 1 van 29.12.1992). 

Hierbij wordt dus meer dan alleen werken uitgevoerd door de bouwsector (PC 124) bedoeld. Dit kunnen ook werken zijn die behoren tot de bevoegdheid van de sector van:

  • de schoonmaak (PC 121),
  • de hout- en stoffering (PC 126),
  • de landbouw (PC 144),
  • de tuinbouw (PC 145.02 en PC 145.04),
  • uitzendarbeid (PC 322),
  • de metaalconstructie (PC 111) en
  • de electriciens (PC 149.01). 

Daarnaast vereist de wet dat elke individuele werknemer tenminste een derde van zijn arbeidstijd ploegenarbeid op werven verricht. 

De wet hanteert daarbij een brede interpretatie van het begrip ‘ploegenarbeid’. Het werk moet immers worden verricht in één of meerdere ploegen van minstens twee personen, die hetzelfde of complementair werk doen zowel qua inhoud als qua omvang. 

Tot slot bepaalt de wet dat de betrokken werknemers minimum een bruto belastbaar uurloon, premies niet inbegrepen, van minstens 13,75 EUR moeten ontvangen. 

Bij deze vierde voorwaarde knelde oorspronkelijk het schoentje. Er werd immers initieel in de wet gesproken over een geïndexeerd bedrag, terwijl het een niet-geïndexeerd bedrag diende te zijn. Strikt juridisch bedroeg het vereiste minimumuurloon in 2018 bijgevolg niet 13,75 EUR, maar 17,42 EUR (wat vanzelfsprekend niet de bedoeling was). 

Door middel van een “reparatiewet” moest de loonvoorwaarde dus terug naar het initiële bedrag van 13,75 EUR gebracht worden. 

Omwille van de politieke crisis was het echter moeilijk in te schatten wanneer/en of de lastenverlaging gekoppeld aan de lagere loonvoorwaarde in werking zou treden. 

Op 04.04.2019 werd uiteindelijk het laatste onderdeel van de reparatiewet door het parlement goedgekeurd waardoor er eindelijk schot in de zaak kwam. 

Door de recente publicatie van de wet op 06.05.2019 in het Belgisch Staatsblad krijgen de ondernemingen nu dus eindelijk wat hen reeds 2 jaar geleden werd beloofd! 

De lastenverlaging geldt met terugwerkende kracht vanaf 01.01.2018 en bedraagt: 

  • 3% vanaf 01/01/2018;
  • 6% vanaf 01/01/2019, en;
  • 18% vanaf 01/01/2020. 

Deze percentages worden berekend op het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen, en worden dus geleidelijk aan opgetrokken. Zo zal een Belgische arbeider na verloop van tijd tot 5.000 EUR per jaar goedkoper worden wat de kloof met de reguliere goedkopere buitenlandse arbeider enorm zal verkleinen!

Lisa SCHILDERMANS