Door het Hof van Cassatie werd recent arrest geveld aangaande de interpretatie die diende gegeven te worden aan de samenlezing van een notariële schenkingsakte (op voorschot) en latere schriftelijke verklaringen (buiten deel).
De casus was als volgt : Door de ouders werd een onroerend goed geschonken aan een kind. In de akte werd gemeld dat de grond geschonken werd als voorschot op erfenis.
Nadien werd een onderhands document opgesteld waarbij de ouders verklaarden dat de schenking niet als voorschot moest worden verrekend maar gold als schenking buiten deel, aanrekenbaar op het beschikbaar deel van de erflater.
Het Hof van Beroep volgde dit standpunt en oordeelde dat er bijzondere omstandigheden aanwezig waren in het dossier om te aanvaarden dat de schenking inderdaad buiten deel diende te worden aanzien.
Het Hof van Cassatie vernietigde deze beslissing door te stellen dat de vormvoorschriften voor toepassing van een schenking buiten deel werden geschonden op grond van navolgende redenering:
Krachtens artikel 919 Burgerlijk Wetboek kan het beschikbaar gedeelte, hetzij bij akte onder levenden, hetzij bij testament, geheel of ten dele gegeven worden aan de kinderen of aan andere erfgerechtigden van de schenker, zonder dat het moet worden ingebracht door de begiftigde of de legataris die tot de erfenis komt, op voorwaarde dat de beschikking uitdrukkelijk bij vooruitmaking of buiten erfdeel gemaakt wordt.
De verklaring, dat de gift of het legaat bij vooruitmaking of buiten erfdeel gemaakt wordt, kan geschieden, hetzij bij de akte die de beschikking bevat, hetzij naderhand in de vorm van een beschikking onder de levenden of van een beschikking bij testament.
Wanneer een schenking bij notariële akte is geschied als voorschot op erfenis, al dan niet met vrijstelling van inbreng in natura, kan de latere verklaring dat de schenking bij vooruitmaking of buiten erfdeel wordt gemaakt enkel geschieden in de vorm van een notariële akte of van een beschikking bij testament.
De appelrechters stellen vast dat de erflater bij notariële akte van 13 juni 1983 een onroerend goed heeft geschonken aan de derde verweerder als voorschot op erfenis maar met vrijstelling van inbreng in natura.
Door te oordelen dat uit een aantal omstandigheden kan worden afgeleid dat de erflater deze vrijstelling van inbreng in natura later heeft uitgebreid tot een vrijstelling van inbreng, zonderdat die vrijstelling in de vorm van een notariële schenkingsakte of van een beschikking bij testament is geschied, verantwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht.
Opmerking :
Het omgekeerde realiseren (omvorming ‘buiten deel’ naar ‘op voorschot’ levert enkele juridische problemen op gezien de begiftigde daardoor zou verzaken aan het voordeel om de schenking te kunnen aanrekenen op het beschikbaar deel waardoor zijn erfrecht zou verkleinen.
De erfgenamen onderling kunnen tijdens het leven van de schenker geen dergelijke overeenkomst maken.
De schenker zelf kan de ongelijkheid herstellen door aan de andere kinderen eveneens buiten deel te schenken als er nog ruimte is op het beschikbaar deel. Is die ruimte er niet, en zijn alle kinderen het eens, dan kan toepassing worden gemaakt van artikel 918 B.W. als volgt: de ouder die een vooruitgift heeft gedaan aan A doet een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik aan B. A komt tussen in de akte zodat het goed dat aan B geschonken werd niet meer in aanmerking komt voor inbreng en inkorting.
Er rest enkel één theoretisch gevaar : hierdoor verkleint de fictieve massa en dus ook het beschikbaar deel waardoor de kans op inkorting van de schenking aan A vergroot, mochten de kinderen hun eerdere goede verstandhouding later verliezen.
René KUMPEN