Skip to content Skip to footer

STIJGING VAN DE PRIJZEN VAN GRONDSTOFFEN, TRANSPORT, … WAT NU?

Het is een vraag waarmee we voortdurend geconfronteerd worden : “ik heb me t.a.v. mijn klant of opdrachtgever verbonden tegen een scherpe vaste prijs maar wordt nu geconfronteerd met de onvoorziene stijging van grondstofprijzen, transportkosten, enz. … .   Kan ik mijn eigen prijzen hieraan aanpassen ?”

Het principe is dat overeenkomsten de partijen verbinden alsof zij verbonden zijn door een wettelijke bepaling of m.a.w. : afspraak is afspraak en partijen kunnen een overeenkomst, dus ook een prijsafspraak, niet eenzijdig wijzigen of teniet doen (art. 1134 B.W.).

Vaak wordt geprobeerd om deze gewijzigde omstandigheden te bestempelen als “overmacht”, wat wil zeggen als onvoorzienbare gebeurtenissen die niet aan de schuldenaar van de verbintenis toe te rekenen zijn en waardoor deze in de volstrekte onmogelijkheid is om de verbintenis uit te voeren.   De schuldenaar van de verbintenis wordt in dat geval immers bevrijd van de verbintenis en is zelfs geen schadevergoeding verschuldigd (art. 1148 B.W.).

De rechtspraak weigert echter om overmacht te weerhouden wanneer de uitvoering van de verbintenis niet volstrekt onmogelijk is geworden maar enkel moeilijker of duurder.  

Het louter feit dat de eigen aankoopprijs gestegen is, maakt het niet onmogelijk om de verbintenis tot levering of uitvoering na te leven, enkel zal dit moeten gebeuren tegen een andere dan de beoogde winstmarge of zelfs met verlies.   Dit is derhalve geen overmacht. 

Een andere rechtsfiguur die ingeroepen wordt, is de zg. imprevisieleer die wil dat wanneer nieuwe omstandigheden de uitvoering van een verbintenis bemoeilijken, dat dan ook de daar tegen-overstaande wederprestatie moet aangepast worden.

Hoewel deze doctrine de jongste jaren opnieuw erg in de belangstelling kwam n.a.v. de maatregelen tot bestrijding van de COVID-19 pandemie (in het bijzonder bij verplichte winkelsluiting), wordt deze rechtsfiguur door de rechtspraak niet aanvaard en wordt ook hier teruggevallen op de regel van art. 1134 BW.       Overeenkomsten moeten te goede trouw uitgevoerd worden en mogen door de Rechter niet om billijkheidsredenen aangepast worden.

Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (waarvan de voorbereidende werkzaamheden bevestigen dat de imprevieleer op heden niet tot het Belgische recht behoort) zal een artikel 5.77 bevatten dat een beperkte vorm van imprevisie zal toelaten, met name :

“een verandering van omstandigheden maakt de uitvoering van het contract buitensporig bezwarend, dermate dat de uitvoering ervan redelijkerwijze niet langer kan worden geëist.”

De mogelijkheid tot aanpassing van de verkoopprijs aan vb. gewijzigde grondstofprijzen zal m.a.w. ook onder dit nieuwe artikel wel een mogelijkheid zijn maar geen zekerheid !   Toepassing van het artikel zal immers nog steeds een feitelijke appreciatie door de Rechter vergen die zal moeten oordelen over het al dan niet “buitensporig bezwarend” karakter van de gevolgen van de nieuwe omstandigheden en het al dan niet “redelijk” karakter van de eis om de bedongen verbintenis uit te voeren zoals overeengekomen.    

Naar verwachting zal het artikel daarenboven van aanvullend recht zijn, wat wil zeggen dat de medecontractant bij de contractsluiting zou kunnen eisen dat het buiten werking gelaten wordt en dus geen toepassing kan vinden.   

Ook nog wordt aangevoerd dat het niet getuigt van goede trouw om aan te dringen op uitvoering van een overeenkomst als er een zg. “verstoring van het contractueel evenwicht” bestaat, d.w.z. dat uitvoering van een verbintenis door nieuwe omstandigheden moeilijker of duurder is dan oorspronkelijk kon ingeschat worden bij het beoordelen en bedingen van de wederkerige prestaties.

De goede trouw zou dan opleggen dat de mede-contractant verplicht zou zijn om opnieuw over de verbintenissen te onderhandelen en daarbij rekening te houden met de gewijzigde omstandigheden. 

Dit blijft m.i. echter een erg wankele denkoefening die getoetst moet worden aan art. 1134 B.W. en de daarop gebaseerde rechtspraak, o.m. deze van het Hof van Cassatie (Cass. 14.04.1994, RW, 1994-95, 434 : “Dat de regel van de uitvoering ter goeder trouw niet impliceert dat de schuldeiser, wanneer nieuwe en door de partijen niet voorziene omstandigheden de uitvoering van de overeenkomst voor de schuldenaar bemoeilijken, de betaling van zijn schuldvordering niet kan vragen.”)

Het mag duidelijk zijn dat de enig zekere oplossing moet gezocht worden in een correct opgestelde en afdwingbare overeenkomst (of algemene verkoopsvoorwaarden).

Let wel, een beding dat de prijs automatisch wil aanpassen aan het indexcijfer is uit ten boze en kan op wettelijke basis (wet 30.03.1976) nietig verklaard worden.

Wat wel kan is het inlassen van een zg. prijsaanpassingsclausule zoals we deze nu reeds vaak terugvinden in aannemingsovereenkomsten of kaderovereenkomsten.  

De prijs kan dan aan de hand van deze clausule en de gebeurlijk daarin opgenomen formule proportioneel aangepast worden aan vb. gestegen grondstofprijzen, personeelskosten, e.d.     Het is uiteraard slechts het onderdeel van de prijs dat voor u duurder wordt dat t.a.v. de klant aangepast wordt en vanzelfsprekend niet elk onderdeel van de prijs.

Om rechtsgeldig te zijn, moet het beding klaar en duidelijk zijn, d.w.z. duidelijk de principes, voorwaarden en parameters (deze moeten reële kosten vertegenwoordigen) vooropstellen zodat de nieuwe prijs objectief bepaalbaar is, d.w.z. bepaald kan worden zonder dat er tussen partijen een nieuwe wilsovereenstemming moet bereikt worden.   De toepassing van het beding mag daarenboven niet leiden tot een aanpassing van meer dan 80 % van de eindprijs (wet 30.03.1976)  

Opgelet, het Wetboek van Economisch Recht legt strenge voorwaarden op wanneer het gaat om overeenkomsten met niet-ondernemers en wil dat elk beding nietig is wanneer:  

-in overeenkomsten van onbepaalde duur : te bepalen dat de prijs van de producten wordt vastgelegd op het ogenblik van levering, dan wel de onderneming toe te laten eenzijdig de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zonder dat de consument in al deze gevallen het recht heeft om vooraleer de nieuwe prijs of de nieuwe voorwaarden van kracht worden, de overeenkomst zonder kosten of schadevergoeding te beëindigen en hem daartoe een redelijke termijn wordt gelaten. 

-in overeenkomsten van bepaalde duur te bepalen dat de prijs van de producten wordt vastgelegd op het ogenblik van levering, dan wel de onderneming toe te laten eenzijdig de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zelfs indien op dat ogenblik de consument de mogelijkheid wordt geboden om de overeenkomst te beëindigen. 

Indien u dus een vorm van imprevisie wil opnemen in uw contracten met consumenten, zal u hierover een zeer duidelijk beding moeten opnemen, mét vermelding van de objectieve parameters die tot een prijsaanpassing kunnen leiden en die niet afhankelijk zijn van de eigen wil van de ondernemer-medecontractant.

Ook in uw contracten met ondernemers is uw contractuele vrijheid overigens niet langer onbeperkt.   Hier waakt de respectievelijk sinds 01.06.2020 en 01.12.2020 van toepassing zijnde wetgeving inzake het verbod op misbruik van economische afhankelijkheid en oneerlijke bedingen in B2B-contracten.

Elk beding dat het recht verleent om zonder “geldige reden” de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen, kan nietig verklaard worden.

D.w.z. dat ook in de zg. B2B contracten een prijsaanpassing slechts mogelijk is indien zulks uitdrukkelijk werd bedongen én indien de aanpassing zich opdringt om “geldige redenen”.  

Het is m.a.w. noodzakelijk  om ook in uw B2B contracten de mogelijke prijsaanpassing uitdrukkelijk te bedingen alsook om deze te koppelen aan vooraf bepaalde objectieve parameters zoals vb. de stijging van grondstofprijzen of transportkosten en te bepalen, te bepalen dit het geval is bij elke stijging of enkel een stijging met een bepaalde marge, of dit te alle tijde kan of slechts op vaste tijdstippen (vb. maandelijks), enz. …

Denk er ook aan dat u er de bewijslast van draagt dat dergelijk beding effectief werd overeengekomen.   T.a.v. een niet-handelaar zal dit moeten blijken uit een geschrift maar hoewel er tussen ondernemingen meer soepele bewijsmiddelen gelden, inclusief vb. vermoedens die volgen uit het niet protesteren van een algemene voorwaarden op een offerte of factuur, geniet ook hier een schriftelijke bevestiging zeker de voorkeur.

Tenslotte kan ik enkel benadrukken dat de redactie van dit soort overeenkomsten hoe dan ook maatwerk is en de nodige nuance en aanpassing vergt aan uw activiteit, uw producten en werkwijze.

Onze gespecialiseerde Argus-advocaten kunnen u hierbij snel en efficiënt bijstaan.  Aarzel dus niet, contacteer ons … het kan u veel financiële pijn besparen.

Dirk Vandecasteele

Advocaat-vennoot