Skip to content Skip to footer

GELDEN ONTTREKKEN AAN EEN NALATENSCHAP IS EEN DAAD VAN ‘BURGERLIJKE HELING’

Iedereen weet ondertussen dat het gevaarlijk is om in dit verband foutieve verklaringen af te leggen vermits dit wordt beoordeeld als een daad van burgerlijke heling (een soort diefstal dus) waardoor men vervallen verklaard wordt op het erfrecht op deze sommen (= de geheelde goederen).

Art. 792 B.W., hetgeen stelt: “De erfgenamen die goederen van de nalatenschap hebben weggemaakt of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen; al verwerpen zij deze, toch blijven zij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de weggemaakte of verborgen gehouden zaken aanspraak te kunnen maken.”

Om burgerlijke heling te kunnen toepassen, dienen 4 elementen aanwezig te zijn, te weten : (1) wegmaken of verborgen houden van goederen, (2) die tot de nalatenschap behoren, (3) met bedrieglijk inzicht, (4) door een erfgenaam.

Wanneer de burgerlijke heling wordt aanvaard stelt zich de volgende de vraag:
– aan wie deze bedragen toekomen :
– ofwel aan de erfgenaam die vordering tot burgerlijke heling heeft gesteld.
– ofwel aan alle erfgenamen die het nadeel dreigden te ondergaan van deze burgerlijke heling.
– en , .. in welke verhouding wordt dit bedrag verdeeld.

Allereerste opmerking : de sanctie van de ‘vervallenverklaring ‘ wordt toegepast :
– zowel bij de gewone wettelijke erfregeling
– als bij een testamentaire erfregeling
– en ook als de erfregeling voortvloeit uit een huwelijksclausule.

Tweede opmerking: Er dienen twee aparte massa’s te worden gevormd , één voor de gewone en één voor de geheelde goederen:
· Massa 1 zal vererfd worden onder alle mede-erfgenamen in verhouding tot ieders erfdeel.
· Massa 2 (de onttrokken massa) wordt verdeeld onder de overige erfgenamen met uitsluiting van de heler zelf.
· De verdeling geschiedt in de verhouding waarin de benadeelden geschaad werden door de heling zelf.
· Deze nieuwe breukdelen worden gevonden door de teller gelijk te houden en de noemer te verminderen met het aantal breukdelen waarvoor de heler gerechtigd was.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken.

Voorbeeld 1 : de oorspronkelijke gerechtigdheden waren: (A 3/8) – (B 4/8) (C de heler 1/8) – C is de heler

Dan zullen A in het voor C verloren aandeel gerechtigd zijn voor 3/7 (teller blijft gelijk noemer werd verminderd met 1 aandeel) en B voor 4/7.
Het aandeel van de heler was oorspronkelijk 1/8; de teller is 1 ; de noemer is 8
C verliest een aandeel zodat het cijfer in de noemer verandert van 8 naar 7
A wordt gerechtigd op een deel van dit door C verloren aandeel ten belope van 3/7
B wordt gerechtigd op een deel van dit door C verloren aandeel ten belope van 4/7
A en B samen verwerven 7/7 van het door C verloren aandeel, ieder volgens hun respectieve erfrechtelijke verhouding.
C ontvangt niets uit massa 2

Voorbeeld 2 : de oorspronkelijke gerechtigdheden waren: (A 3/8) – (B 4/8 de heler) ( C 1/8) – B is de heler

Dan zullen A in het voor B verloren aandeel gerechtigd zijn voor 3/4 (teller blijft gelijk ; noemer werd verminderd met 4 aandelen) en C voor 1/4.
Het aandeel van de heler was oorspronkelijk 4/8; de teller is 1 ; de noemer is 8
B verliest zijn 4 aandelen zodat het cijfer in de noemer verandert van 8 naar 4
A wordt gerechtigd op een deel van dit door B verloren aandeel ten belope van 3/4
C wordt gerechtigd op een deel van dit door B verloren aandeel ten belope van 1/4
A en C samen verwerven 4/4 van het door B verloren aandeel, ieder volgens hun respectieve erfrechtelijke verhouding.
B ontvangt niets uit massa 2

De geheelde goederen vormen dus een aparte en afzonderlijke boedel en maken het voorwerp uit van een afzonderlijke verdeling waarop de gewone verdelingsregels van toepassing zijn.
Bij gelijke erfrechtelijke aandelen is de verdeling van de geheelde goederen eenvoudig en gelijk, bij ongelijke erfrechtelijke aandelen dient bovenvermelde redenering te worden gevolgd.

René Kumpen