Skip to content Skip to footer

RSZ-VOORKEURSBEHANDELING GOED BETAALDE (PROF)VOETBALLERS OP DE HELLING

Nadat reeds verschillende recente wetsvoorstellen waren ingediend om de RSZ-voorkeursbehandeling van onder meer goed betaalde (prof)voetballers ongedaan te maken, werd hierover nu ook een spraakmakend vonnis geveld door de Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Hasselt op 09.04.2020.

Het wringt reeds langer, en nu wellicht meer dan ooit, dat een (top)voetballer veel minder sociale zekerheidsbijdragen betaalt dan pakweg een verpleegkundige of een administratief bediende.

Wat vooral treffend is, is dat hoe hoger het loon van de (prof)voetballer is, des te minder sociale bijdragen hij verschuldigd is. Het is reeds langer duidelijk dat voor deze situatie geen maatschappelijk draagvlak (meer) aanwezig is.

In de toelichting bij het wetsvoorstel van 03.12.2019 wordt de huidige situatie treffend verwoord als volgt:

“Een werknemer met een brutoloon hoger dan 2.560 euro betaalt een werknemersbijdrage gelijk aan 13,07% van zijn loon. Bij de lagere lonen ligt dit percentage lager omwille van de werkbonus. Een profvoetballer of een andere betaalde sportbeoefenaar die 5.000 euro per maand verdient, betaalt slechts 6,15%. Bij een brutoloon van 10.000 euro zakt dit percentage naar 3,07% en bij een brutoloon van 25.000 euro gaat het slechts om 1,23%.” 

In de zaak bij de Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Hasselt dewelke aanleiding gaf tot het vonnis van 09.04.2020 werd door voetbalclub K. Sporting Hasselt aan de Rechtbank voorgelegd om het Grondwettelijk Hof te vragen zich uit te spreken over het al dan niet discriminatoir karakter van de bestaande ongelijkheid tussen professionele voetballers (en hun voetbalclub) dewelke voor zover de maandinkomsten van de voetballer het plafond van 2.148,27 euro (vanaf 01.04.2013 tot 30.06.2015) en van 2.175,13 euro (vanaf 01.07.2015 tot 31.05.2016) overschrijden, vrijgesteld zijn van RSZ-bijdragen terwijl de voetballers (en hun club) wiens maandinkomsten dit plafond niet overschrijden, geen dergelijke vrijstelling kunnen genieten en RSZ-bijdragen dienen te betalen op het reëel verdiende loon.

Voetbalclub K. Sporting Hasselt voelde zich hierin benadeeld en gediscrimineerd ten opzichte van grotere voetbalclubs met meer middelen dewelke precies deze (top)voetballers kunnen tewerkstellen.  

De Arbeidsrechtbank te Hasselt oordeelde deze vraag niet aan het Grondwettelijk Hof te moeten voorleggen doch de vraag zelf te kunnen beantwoorden.

De Arbeidsrechtbank besliste dat het verschil in RSZ-behandeling niet langer redelijk verantwoord is.

De Arbeidsrechtbank oordeelt dat kleine sportclubs en lager betaalde sportbeoefenaars disproportioneel en op een volstrekt onredelijke wijze benadeeld worden ten opzichte van de grote sportclubs en de hoger betaalde sportbeoefenaars.

De Rechtbank ziet geen enkele verantwoording meer om professionele goedverdienende sportbeoefenaars en de professionele clubs die hen tewerkstellen bijna volledig vrij te stellen van het betalen van sociale bijdragen en het financieren van het stelsel van de sociale zekerheid.   

Concreet besliste de Arbeidsrechtbank dat de artikelen 6 en 31 van het K.B. van 28.11.1969 niet in overeenstemming zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

In toepassing van artikel 159 van de Grondwet zou de Rechtbank om die reden voormelde bepalingen buiten toepassing moeten laten.

De Arbeidsrechtbank merkt terecht op dat de wetgeving inzake sociale zekerheid van openbare orde is.

Derhalve stelt zich de vraag of de Rechtbank de voormelde artikelen 6 en 31 van het K.B. van 28.11.1969 buiten toepassing kan laten en wat de gevolgen hiervan in dat geval zouden zijn.

Het standpunt van K. Sporting Hasselt is dat de vordering van de RSZ met betrekking tot de berekening van de sociale bijdragen op forfaitaire basis geen geldige juridische grond heeft en dus ongegrond is.

Andere mogelijkheid is dat de normale RSZ-bijdragen, zoals ze door werkgevers en werknemers in de privésector betaald moeten worden, zouden kunnen verschuldigd zijn, waarvoor nog een geldige juridische basis bestaat.

Hierover zal de Rechtbank de knoop pas op een latere datum doorhakken.

Hoe dan ook toont dit vonnis aan dat de tijd rijp is voor (reeds langverwachte) wetgevende initiatieven voor een wettelijke basis. Eén van de mogelijke alternatieven zou zijn een ‘omgekeerd systeem’ van het systeem dat nu gehanteerd wordt.  

Concreet zou dit bijvoorbeeld kunnen betekenen dat beroepsinkomsten van (prof)voetballers en andere professionele sportbeoefenaars vrijgesteld zouden zijn van sociale bijdragen (of aan een lager tarief worden belast) tot een bepaald (laag) plafondbedrag en indien hoger dan dit plafondbedrag aan het normale RSZ-tarief zullen worden belast, wat zou neerkomen op +/- 38%.  

Ander alternatief zou uiteraard kunnen zijn dat de beroepsinkomsten van (prof)voetballers en andere professionele sportbeoefenaars precies zo zullen belast worden als het geval is voor alle werknemers en hun werkgevers in de privésector, waarbij er geen enkele RSZ-korting meer geldt.        

Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Steven VANDEBROEK