Het Ministerieel Besluit van 1 november 2020 houdende wijzigingen van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken bepaalt dat het dragen van een mondmasker verplicht is op de arbeidsplaats wanneer de regels van social distancing niet kunnen worden gerespecteerd.
Mag een werkgever een werknemer verplichten om altijd een mondmasker te dragen op de werkvloer? Wat als een werknemer weigert een mondmasker te dragen? Kan de werkgever in dat geval overgaan tot een ontslag om dringende reden?
De Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 bepaalt de arbeidsrelatie tussen de werkgever en werknemer.
Artikel 20, 2° van de Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt dat de werkgever verplicht is als een goede huisvader te zorgen dat de arbeid wordt verricht in behoorlijke omstandigheden met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemer.
Artikel 17, 1° en 4° van de Arbeidsovereenkomsten verplicht de werknemer zijn werk zorgvuldig uit te voeren en zich te onthouden van al wat schade kan berokkenen aan zijn eigen veiligheid en aan die van zijn medewerknemers, van de werkgever en van derden.
Artikel 5 van de Welzijnswet van 4 augustus 1996 legt aan de werkgever de algemene verplichting op de nodige maatregelen te treffen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk.
De werkgever dient in eerste instantie risico’s te voorkomen. Wanneer dit niet mogelijk is, dient de werkgever op basis van evaluatie andere maatregelen te nemen, zoals de bestrijding van de risico’s bij de bron, de vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is en desnoods het werk aan te passen aan de persoon.
Op basis van bovenvermelde wetgeving kan de werkgever een verplichting opleggen om een mondmasker in de onderneming te dragen. De werkgever dient er immers voor te zorgen dat de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers niet in het gevaar wordt gebracht.
Bij vonnis van 08.07.2020 heeft de Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Hasselt uitspraak gedaan over de geldigheid van een ontslag om dringende reden van een beschermde werknemer die weigerde een mondmasker te dragen.
In een voedselverwerkend bedrijf werd er omwille van het corona-virus een algemene verplichting opgelegd om een mondmasker te dragen wanneer de regels inzake social distancing niet of moeilijk nageleefd konden worden.
Eén van de werknemers, een kandidaat-personeelsafgevaardigde voor het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (die instaat voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers op het werk), weigerde herhaaldelijk deze verplichting na te komen.
De werkgever startte de voorgeschreven procedure op en vroeg de Arbeidsrechtbank deze feiten te erkennen als dringende reden.
De Arbeidsrechtbank was van oordeel dat de weigering een mondmasker te dragen onaanvaardbaar was. De werknemer had hierdoor niet enkel zijn eigen veiligheid maar ook de veiligheid van zijn collega’s in gevaar gebracht. Door te weigeren een mondmasker te dragen, stelde de kandidaat-personeelsafgevaardigde de andere werknemers van de onderneming bloot aan een besmettingsrisico.
De rechtbank kwalificeerde de feiten als een dringende reden en gaf de werkgever toelating om de beschermde werknemer te ontslaan zonder opzeggingsvergoeding.
Bronnen: Ministerieel Besluit van 1 november 2020 houdende wijzigingen van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken; Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Hasselt, 8 juli 2020, niet gepubliceerd
Leen VANDENHOLT