Skip to content Skip to footer

Burgerlijke heling en de verhouding met het strafrecht – “bezint eer ge begint”

Bij het openvallen van een nalatenschap wordt van de erfgenamen verwacht dat zij ‘open kaart’ spelen met elkaar. Dit betekent dat er melding moet gemaakt worden van alle goederen die tot de nalatenschap behoren.


Niet zelden komt het voor dat een erfgenaam tracht om bepaalde goederen verborgen te houden voor zijn mede-erfgenamen. Wat vaak vergeten wordt is dat men zich schuldig maakt aan burgerlijke heling, een handeling die zowel op burgerlijk, als op strafgebied ingrijpende gevolgen kan hebben.


De wettelijke grond van de burgerlijke heling wordt bepaald in artikel 792 van het burgerlijk wetboek: “De erfgenamen die goederen van de nalatenschap hebben weggemaakt of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen; al verwerpen zij deze, toch blijven zij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de weggemaakte of verborgen gehouden zaken aanspraak te kunnen maken”


1. Toepassingsvoorwaarden


Uit de omschrijving van het artikel kan worden opgemaakt dat navolgende voorwaarden voldaan moeten zijn:
– het wegmaken of achterhouden van goederen;


– behorend tot de nalatenschap;
– dit maneuver moet met bedrieglijk inzicht zijn geschied;
– en moet uitgaan van een erfgenaam.


Wegmaken van goederen betekent logischerwijze dat de erfgenaam bepaalde goederen zich op een onrechtmatige wijze eigen heeft gemaakt ten nadele van de andere erfgenamen. Indien de goederen worden achtergehouden kunnen zij op een rechtmatige wijze zijn verkregen, doch worden zij niet aangegeven op het moment dat er een meldingsplicht ontstaat.


Een aantal voorbeelden ter illustratie :


– de weduwe die naar aanleiding van de verzegeling door de vrederechter bij herhaling wordt betrapt op het buitensmokkelen en verstoppen van kasbons en goudstukjes;
– een valse verklaring met betrekking tot de samenstelling van de nalatenschap, afgelegd ter gelegenheid van het afsluiten van de boedelbeschrijving;
– het verzwijgen van ontvangen schenkingen, al of niet gedaan met vrijstelling van inbreng;
– het bedrieglijk achterhouden door de erfgenaam-lasthebber van goederen van de overledene-lastgever;
– het stopzetten als erfgenaam-lasthebber van de rekening van de erflater op dag van overlijden en het bedrag overmaken op de rekening van het kind of van een ander tussenpersoon van de erfgenaam.


De heling is enkel toepasbaar wanneer het wegmaken of achterhouden betrekking heeft op goederen van de nalatenschap. Op dit punt wordt veelal een foutieve interpretatie gegeven door de erfgenaam. Volgens het principe ‘gegeven is gegeven’ meent de erfgenaam meermaals dat hij niet gehouden is om gedane schenkingen aan te geven in de vereffening en verdeling van de nalatenschap.


Het Hof van Cassatie fluit de erfgenaam hier terug. Vaste rechtspraak bepaalt dat ook de schenkingen moeten worden aangegeven om de precieze omvang van de nalatenschap, de fictieve massa, te kunnen berekenen. Om de gelijkheid tussen de erfgenamen te kunnen waarborgen is het immers van belang dat de overige erfgenamen moeten kunnen beoordelen of zij een vordering tot inkorting kunnen instellen.


Een essentieel element voor de burgerlijke heling is de aanwezigheid van een bedrieglijk opzet, ofwel de kwade trouw van de erfgenaam. Zonder dit intentioneel element kan er geen sprake zijn van heling. De kwade trouw uit zich in het bewust zo klein mogelijk houden van de nalatenschap ten opzichte van de schuldeisers, dan wel bewust de andere erfgenamen hun erfdeel ontnemen en op die wijze de gelijkheid tussen de erfgenamen te verstoren. De frauduleuze bedoeling moet zich geopenbaard hebben door een effectieve handeling. Dit betekent dat enkel de bedoeling om weg te maken of achter te houden niet voldoende is.


De sanctie van burgerlijke heling kan tenslotte enkel worden toegepast indien de frauduleuze handeling uitgaat van een erfgenaam. Dit impliceert alle personen die betrokken zijn bij de vereffening en verdeling van de nalatenschap.
De bewijslast ligt bij diegene die de heling inroept. Dit impliceert dat het aan de benadeelde erfgenaam is om te bewijzen dat de toepassingsvoorwaarden vervuld zijn. Het bewijs kan worden geleverd met alle middelen van recht, met inbegrip van getuigen en vermoedens.


2. Gevolgen


Artikel 792 is een zeer ingrijpende maatregel en verbindt aan deze handeling een dubbele sanctie. Enerzijds zal de heler zijn aandeel volledig verliezen in de weggemaakte of verborgen gehouden goederen. Anderzijds zal hij op een gedwongen wijze beschouwd worden als een aanvaardende erfgenaam.


De gedwongen aanvaarding is vanzelfsprekend in het voordeel van de schuldeisers van de nalatenschap. De heler verliest de mogelijkheid om de nalatenschap te verwerpen. Dit impliceert dus dat de heler als ‘aanvaardende’ erfgenaam zal gehouden zijn tot betaling van de schulden van de nalatenschap.


Zelfs indien hij ten gevolge van het verlies van zijn aandeel niets meer ontvangt, zal hij nog gehouden zijn de schulden te betalen.


De tweede sanctie is ter bescherming van de overige erfgenamen en impliceert dat de heler alle aanspraken verliest op het geheelde goed, zelfs indien hierdoor zijn reserve geschonden zou zijn. De heler zal het geheelde goed in natura dienen terug te geven en indien teruggave in natura niet mogelijk is, zal het goed in waarde moeten teruggeven worden.


De waarde zal bovendien worden berekend op het moment van de verdeling en niet op het moment van het openvallen van de nalatenschap. Tenslotte zal de heler eveneens gehouden zijn de vruchten en de interesten te vergoeden.


3. Verhouding burgerlijk recht – strafrecht


De heling van erfgoederen is een burgerlijk misdrijf. Het aspect ‘burgerlijk misdrijf’ uit zich in het feit dat er enkel burgerrechtelijke en geen strafrechtelijke sancties aan verbonden zijn.


Dit impliceert echter niet dat het bewust wegmaken of achterhouden van goederen van de nalatenschap geen strafrechtelijke gevolgen kan doen ontstaan. Verscheidene handelingen die hebben geleid tot de burgerlijke heling kunnen immers strafrechtelijk sanctioneerbaar zijn.


Het Hof van Cassatie oordeelde eerder in een arrest van 03 oktober 2000 :


“De burgerlijke sanctie van art. 792 B.W. waarbij de erfgenamen die goederen van de nalatenschap hebben weggemaakt of verborgen gehouden, de bevoegdheid verliezen om de nalatenschap te verwerpen en, al verwerpen zij deze, toch zuiver erfgenaam blijven, zonder op enig aandeel in de weggemaakte of verborgen gehouden zaken aanspraak te kunnen maken, vormt de vergoeding die aan de benadeelde mede-erfgenamen verschuldigd is, maar neemt niet weg dat het bedrieglijk vervreemden van goederen van de nalatenschap een misdrijf is en, bijgevolg, ook aanleiding tot strafvervolging kan geven (art. 461 Sw. en 792 B.W.).”


Meestal komt de burgerlijke heling overigens pas aan het licht nadat er een strafklacht werd neergelegd en een strafonderzoek werd gevoerd.


Zo kan de ‘wegmaking’ van het goed onder de delictuele omschrijving vallen van het misdrijf diefstal uit artikel 461 van het strafwetboek. Het artikel zegt immers dat er sprake is van diefstal indien andermans goed met bedrieglijk opzet wordt weggenomen.


Ook het misdrijf ‘misbruik van vertrouwen’ is wellicht een mogelijkheid. Artikel 491 van het strafwetboek bepaalt immers dat hij die ten nadele van een ander bepaalde goederen in zijn bezit heeft, onder verplichting ze terug te geven, verduisterd of verspilt zich schuldig maakt aan voormeld misdrijf.


Tenslotte kan worden verwezen naar het afleggen van een valse eed in het kader van de boedelbeschrijving. Indien de heler ten overstaan van de notaris de eed aflegt waarin hij verklaart niets te hebben verduisterd en dit achteraf wel zou blijken, maakt hij zich schuldig aan het misdrijf meineed.


Op voormelde misdrijven staan strenge straffen. Misbruik van vertrouwen en gewone diefstal zijn strafbaar met een gevangenisstraf van 1 maand tot vijf jaar. Meineed met een gevangenisstraf van 6 maanden tot drie jaar.


Het dient nog opgemerkt dat de burgerlijke rechter niet gebonden is door een vrijspraak of een buitenvervolgingstelling op strafgebied. Dit impliceert dat indien er geen strafrechtelijke veroordeling werd uitgesproken op welke grond dan ook, de burgerlijke rechter nog steeds de sanctie van burgerlijke heling kan toepassen.


Andersom dient de burgerlijke rechter wel rekening te houden met een strafrechtelijke veroordeling en de motivering die hieraan ten grondslag ligt. De burgerlijke rechter is dan gebonden door de genomen beslissing op strafgebied. Dit impliceert dat de erfgenamen een definitief strafrechtelijk vonnis kunnen aanhalen als een bewijs van het vervullen van de toepassingsvoorwaarden voor de burgerlijke heling.


4. Besluit


“Bezint, eer ge begint” is zeker en vast een toepasselijke waarschuwing voor de erfgenaam die van plan is om goederen uit de nalatenschap weg te maken of achter te houden. Het blijkt immers dat deze handeling voor de helende erfgenaam zeer verstrekkende gevolgen kan hebben, zowel op burgerlijk gebied, als op strafgebied. De erfgenaam dient zich uitdrukkelijk de vraag te stellen of dit het risico wel waard is.

Rene Kumpen               Vanessa Vliegen               Raf Sterken              Ann Keunen
Advocaat – Vennoot      Advocaat – Vennoot         Advocaat                  Advocaat