Skip to content Skip to footer

CHECKLIST VOOR DE SAMENWERKING MET EEN BUITENLANDSE (ONDER)AANNEMER IN DE BOUW – DEEL 8

Zoals aangekondigd zal deze nieuwsbrief handelen over de hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht bij sociale en/of fiscale schulden van de aannemer of onderaannemer.

Opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers die werken in onroerende staat uitvoeren, moeten nagaan of hun aannemers of onderaannemers sociale of fiscale schulden hebben.

Onder werken in onroerende staat worden niet alleen de eigenlijke werken in onroerende staat bedoeld zoals het bouwen, verbouwen, afwerken, inrichten, herstellen, onderhouden, reinigen en het afbreken van een uit zijn aard onroerend goed, doch ook de gelijkgestelde of oneigenlijke werken in onroerende staat, zoals bijvoorbeeld de levering en installatie van de centrale verwarming of airconditioning, sanitaire en elektrische installaties, keuken- of badkameruitrusting, wandbekleding of vloerbedekking en de rolluiken.

De opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers moeten deze controle doorvoeren zowel bij het aangaan van de overeenkomst als bij iedere betaling aan hun aannemer of onderaannemer.

Deze regeling is niet van toepassing op opdrachtgevers-natuurlijke personen die louter voor privédoeleinden handelen.

Of er sociale en/of fiscale schulden zijn kan gecontroleerd worden via de gemeenschappelijke onlinedienst ‘Check Inhoudingsplicht’ van de FOD Sociale Zekerheid en FOD Financiën: https://www.checkinhoudingsplicht.be/.

De opdrachtgever of aannemer die voor de werken een beroep doet op een aannemer of onderaannemer die sociale of fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sociale en/of fiscale schulden van zijn aannemer of onderaannemer.

Deze hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat eveneens voor de sociale en/of fiscale schulden van de aannemer of onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst.

De hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgever of van de aannemer is t.o.v. de RSZ echter beperkt tot de totale prijs van de werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer, exclusief BTW en t.o.v. de fiscus tot 35 % hiervan. De hoofdelijke aansprakelijkheid t.o.v. de RSZ is bovendien beperkt tot 65 % van de totale prijs van de werken exclusief BTW, wanneer de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 402, § 4 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 toegepast is in hoofde van dezelfde opdrachtgever of aannemer.

De opdrachtgever of de aannemer kan aan deze hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden ontsnappen wanneer hij bij de betaling 35 % van het bedrag van de factuur, exclusief BTW, inhoudt en aan de RSZ doorstort en voor fiscale schulden wanneer hij 15 % inhoudt en aan FOD Financiën doorstort.

Wanneer de doorstorting van 35 % aan de RSZ en 15 % aan de fiscus niet wordt gedaan, is de opdrachtgever of aannemer naast het bedrag van de te storten inhouding een opslag verschuldigd gelijk aan de te betalen som. In bepaalde gevallen kan een gehele of gedeeltelijke vrijstelling toegestaan worden.

Er bestaat tevens een getrapte of ketenaansprakelijkheid wanneer een aannemer of onderaannemer zijn verplichtingen in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid niet of slechts gedeeltelijk nakomt. In dat geval kan de in een eerder stadium tussengekomen aannemer en zelfs de opdrachtgever als hoofdelijk aansprakelijke aangesproken worden.

Wanneer de opdrachtgever of aannemer beroep doet op een buitenlandse aannemer of onderaannemer bestaan dezelfde verplichtingen.

De opdrachtgever of aannemer zal dus geen inhouding ten behoeve van de sociale zekerheid verrichten, indien de buitenlandse aannemer geen sociale schulden in België heeft en/of al zijn werknemers in het bezit zijn van een geldig detacheringsbewijs A1.

Zoals eerder uiteengezet blijven de werknemers van een EER-bouwonderneming die haar werknemers tijdelijk in België tewerkstelt, in principe immers onderworpen aan de sociale zekerheid van het land waar zij gewoonlijk tewerkgesteld zijn. Om te bewijzen dat de buitenlandse (onder)aannemer niet onderworpen is aan de Belgische sociale zekerheid en bij de RSZ geen schulden heeft, zal hij voor alle werknemers die hij in België tewerkstelt een geldig detacheringbewijs A1 moeten kunnen voorleggen.

Geen sociale schulden in België hebben impliceert dat de buitenlandse aannemer of onderaannemer ook in orde is met de regeling van de getrouwheidszegels. De beste garantie is de voorlegging te vragen van een attest of verklaring van de PDOK, waarin de correcte aangifte van de lonen en de betaling van de bijdragen bevestigd wordt.

Om tenslotte na te gaan of de buitenlandse aannemer of onderaannemer in België fiscale schulden heeft vraagt de opdrachtgever of aannemer best de voorlegging van twee attesten. Enerzijds een attest waaruit blijkt dat er geen fiscale schulden zijn en anderzijds een attest voor buitenlandse schuldvorderingen waarvoor in het kader van een internationale overeenkomst de invorderingsbijstand is gevraagd. Beide attesten dienen door de buitenlandse aannemer of onderaannemer aangevraagd bij het Ontvangkantoor directe belastingen Brussel Buitenland.

In onze volgende nieuwsbrief zullen we ingaan op de werk- of werfmelding aan de RSZ.


Johan NULENS & Veerle NIJS