Skip to content Skip to footer

Grootouders en kleinkinderen: principieel recht op contact, tenzij….

Contacten tussen grootouders en hun kleinkinderen worden vaak als zeer waardevol ervaren. Onderzoek heeft immers aangetoond dat kinderen dewelke een hechte band hadden met oma en opa en deze daarna verliezen, hier vaak erg onder lijden.

Toch komt het in praktijk veel voor dat grootouders hun kleinkinderen niet (meer) mogen zien. Denk aan situaties waarbij de ouders betrokken zijn in een (v)echtscheiding of bijvoorbeeld wanneer één van de ouders komt te overlijden.

Om aan deze situaties tegemoet te komen, voorzag de wetgever reeds in 1995 in een principieel omgangsrecht voor grootouders. Zo konden deze zich – in geval van weigering van contacten door de ouders – tot de rechtbanken wenden om een omgangsrecht af te dwingen.

In de praktijk blijkt dit – in de wet ingeschreven – omgangsrecht echter vaak een lege doos. Zo is de rechtspraak op dit punt allesbehalve unaniem en zijn er ook grote verschillen tussen de gerechtelijke arrondissementen. De procedures dewelke de grootouders moeten opstarten duren vaak erg lang waardoor het contact in de tussentijd verwatert. Er was met andere woorden nood aan verandering en om deze reden werd dan ook een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van het grootoudercontact.

De nieuwe wet van 15 juni 2018 – in werking getreden op 12 juli 2018 – verwoordt dit omgangsrecht als zijnde een basisrecht als volgt: “De grootouders hebben het recht persoonlijk contact met het kind te onderhouden. Datzelfde recht kan aan ieder ander persoon worden toegekend, indien hij aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft. Bij gebreke van een overeenkomst tussen de partijen, wordt over de uitoefening van dat recht in het belang van het kind op verzoek van de partijen of van de procureur des Konings beslist door de familierechtbank. De familierechtbank weigert de uitoefening van het recht op persoonlijk contact enkel als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind.”

Voortaan zal de Familierechtbank dus het recht van de grootouder om contact te hebben met het kleinkind enkel nog kunnen weigeren indien het ingaat tegen het belang van het kind.

De ouders (of voogd) dragen de bewijslast om aan te tonen dat een grootoudercontact niet in het belang zou zijn van hun kind. De wetgever verwijst hierbij voornamelijk naar artikel 8 EVRM hetgeen voorziet in een recht op eerbiediging van het gezinsleven.

Een niet-juridische beschouwing : De problematiek van verstoorde grootouder – kleinkind – relaties is complex omwille van de drie-partijen-relatie. De complexiteit van de samenleving (waaronder deze van nieuw samengestelde gezinnen) stelt hierbij steeds hogere eisen aan gezinnen en dus ook aan grootouders. Gebrek aan eensgezindheid over opvoedingsvisies tussen ouders onderling of tussen ouders en grootouders kunnen leiden tot gespannen gezagsverhoudingen. Dat maakt het moeilijker om de gevarenzone te vermijden die kan leiden tot een open conflict waardoor grootouders het contact met hun kleinkinderen dreigen te verliezen. De oorzaak hiervoor ligt meestal  in een gebrek aan inzicht in zichzelf of in elkaar. Dat is jammer want mits de nodige aandacht kan worden voorkomen dat het gezin (in de ruime betekenis) in deze gevarenzone terechtkomt. 

Het talent in het (niet oordelend) toelaten van pedagogische  verschillen zal bepalend zijn voor het behoud van de grootouder-relaties. Gezien de dynamiek van de relaties waar men inzit vooral duidelijk wordt in een conflictsituatie  ontmoet men in een conflict altijd  zichzelf. Wie de moed heeft om zijn eigen relatie en zijn eigen opvoeding hierbij in vraag te stellen, komt meestal versterkt uit dit spanningsveld. Voor wie dit niet kan dreigt onherstelbaar verlies. Een kind krijgen is geen recht maar een geschenk. Een kind of kleinkind mogen begeleiden in het leven is dat evenzeer.

Het formele recht op contact tussen grootouders en kleinkinderen mag dan wel erkend worden door de wetgever ; zonder inzicht in de sluimerende oorzaken van het conflict en zonder de bereidheid tot verdraagzaamheid, aanpassing en verbinding zal de wet enkel een vrome wens blijven.

In het familierecht botst ”justitie” immers vaak op de grenzen van haar mogelijkheden om de maatschappij vorm te geven.

Ann KEUNEN