Skip to content Skip to footer

HOE NIEUWSGIERIG MOGEN ERFGENAMEN ZIJN T.A.V. HUN STIEFMOEDER?

CASUS:

De heer X huwt in eerste huwelijk en heeft drie kinderen. Na diens echtscheiding hertrouwt hij in tweede huwelijk met mevrouw Y. De echtgenoten huwen onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Na het overlijden van hun vader vorderen de kinderen een bankonderzoek tegen hun stiefmoeder inzake:

-de oorsprong en financiering van onroerende goederen aangekocht op naam van de langstlevende en op naam van vader, zonder verdere specificatie en zonder aan te halen welke stukken ze voorgelegd wensen te zien langs gerechtelijke weg, en zonder aan te tonen dat ze deze stukken niet konden bekomen.

-de oorsprong en financiering van alle beleggingsportefeuilles en andere bankproducten op naam van de langstlevende, op naam van  hun vader en op naam van beiden, zonder verdere specificatie en zonder tijdsbeperking, en zonder het bewijs voor te leggen dat het voorleggen van deze stukken geweigerd werd door de bank.

Kunnen de kinderen – erfgenamen een bankonderzoek laten instellen naar mogelijke vermogensverschuivingen die plaatsvonden tijdens het huwelijk van hun vader naar hun stiefmoeder?

De notaris-vereffenaar wees de vordering af.

Het beding van verrekening van dag tot dag beschermt de ‘verrijkte’ echtgenoot, in die zin dat gedragingen die echtgenoten tijdens het huwelijk in consensus hebben gesteld naderhand niet zomaar eenzijdig in vraag kunnen worden gesteld. Het voeren van een bankonderzoek tegen mevrouw is niet geoorloofd want zelfs indien uit het bankonderzoek vermogensverschuivingen zouden blijken, dan nog zouden de door de kinderen – erfgenamen aangehaalde rechtsgronden niet weerhouden kunnen worden om een vergoeding te bekomen. Het bancair onderzoek wordt niet toegestaan.

De rechtbank van eerste aanleg te Hasselt wees de vordering toe.

Er is weliswaar de contractvrijheid van partijen. Maar het huwelijkscontract van scheiding van goederen is in strijd met de reservataire rechten van de kinderen voor zover het wijlen de erflater de mogelijkheid heeft gegeven om zijn kinderen te onterven tijdens zijn huwelijk met verweerster, hetgeen niet geoorloofd is. De rechtbank steunde zich hiervoor op een arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 13.12.2018 dat de mogelijkheid openlaat om verrekening toe te passen op grond van het principe van de “verrijking zonder oorzaak” teneinde recuperatie van een vermogensverschuiving toe te laten. Het bancair onderzoek wordt wél toegestaan.

Het Hof van Beroep te Antwerpen wees de vordering af onder navolgende motivering:

“ anders dan de eerste rechter, is het Hof van oordeel dat geen gunstig gevolg kan worden verleend aan het gevraagde “bankenonderzoek”. Dat dit volgens geïntimeerden enkel tot doel heeft de omvang vast te stellen van de onverdeeldheid/boedel doet hieraan geen afbreuk. De principes van de bewijslast dienen immers onverkort te blijven bestaan.

Wie hetzij beweert, hetzij vordert moet bewijzen , wat volgt uit de gecombineerde toepassing van artikel 870 Ger. W. en artikel 1315, eerste lid Burg. W. Ook artikel 121414 Ger. W. bevestigt deze visie :” zonder afbreuk te doen aan de regels betreffende de bewijslast en de bewijsvoering, kan de notaris-vereffenaar aan de partijen of derden alle relevante informatie en stukken opvragen”. Artikel 877 Ger. W. kan niet worden aangewend om louter informatie of gegevens te bekomen bij derden en kan ook niet worden aangewend om van een derde bepaalde inlichtingen te verkrijgen. Een verzoek tot overlegging van stukken kan slechts betrekking hebben op precies omschreven en bepaalde stukken , die bovendien duidelijk moeten geïdentificeerd worden. Een algemeen geformuleerd overleggingsbevel is niet toegelaten.

Geïntimeerden stellen dat ze een bankonderzoek willen “in de meest ruime temporele zin, dus vanaf de aanvang van het huwelijk, d.w.z. van 1979 tot aan de ontbinding van het huwelijk door overlijden. Het niet voldoende detailleren van de gevorderde stukken maakt het voor de rechter onmogelijk om de relevantie van de stukken voor de bewijslevering in te schatten. Het gebrek aan temporele afbakening maakt het voor het Hof niet mogelijk om af te toetsen en te onderzoeken of het verzoek tot het bevelen van onderzoeksmaatregelen opportuun is, d.w.z. gewettigd en verantwoord in het licht van het subsidiariteitsbeginsel, de proportionaliteitsvereiste en de pertinentievereiste.

De mogelijkheid van de rechter om op basis van artikel 877 Geer. W. de overlegging te bevelen van stukken die aan het debat moeten worden toegevoegd mag niet ontaarden in een inquisitoriale macht van de rechter. De gevraagde onderzoeksmaatregelen neigen naar een soort ongelimiteerd bewijsbeslag, zonder dat hiervoor enige concrete rechtsgrond bestaat: een onderzoeksmaatregel is immers niet mogelijk om op zoek te gaan naar bewijsstukken, zonder dat de precieze locatie op dat moment bekend is en zonder dat deze stukken welomschreven zijn.

De civiele rechter, en bij uitbreiding de notaris-vereffenaar, is geen onderzoeksrechter met een actieve en onbeperkte onderzoeksbevoegdheid. Zelfs voor een partij die in bewijsnood verkeert, kan de mogelijkheid tot bewijsgaring niet allesomvattend zijn: er bestaat geen recht op een onbegrensd of algemeen onderzoek, zonder dat dit nader onderbouwd of gestoffeerd is. Eén en ander geldt des te meer, nu de erflater en de langstlevende gehuwd waren onder het stelsel van scheiding van goederen, zodat ze huwelijksvermogensrechtelijk grotendeels als ‘derden’ worden beschouwd opzichtens elkaar. De gevraagde onderzoeksmaatregel doet de bewijslast van de procespartij afwentelen op de notaris-vereffenaar en staat haaks op de principes inzake bewijslastverdeling die onverkort gehandhaafd blijven. Bewijzen is een partijwerkzaamheid. De verwijzing naar de medewerkingsplicht aan de bewijsvoering van de zijde van appelante kan aan bovenstaande overwegingen geen afbreuk doen. De medewerkingsplicht kan immers niet ontaarden in de miskenning  van de wettelijke regels en bewijslastvoorschriften. Het bancair onderzoek wordt niet toegestaan.”

René KUMPEN