Skip to content Skip to footer

HUWELIJKS-EN VERMOGENSRECHT- enkele principes van schenking en inbreng toegelicht

Schenking aan erfgenaam: Indien de erflater een schenking heeft gedaan aan diens erfgenaam waarvan de werking van diens stelsel tot gevolg heeft dat de echtgenoot van de erfgenaam feitelijk mede-eigenaar wordt voor de helft, dan nog zal dit tot gevolg hebben dat de schenking voor het geheel aan inbreng onderworpen wordt lastens de erfgenaam persoonlijk gezien de voordelen die de echtgenoot van de erfgenaam verwerft uit zulke schenking niet zozeer het gevolg zijn van de schenking maar van het huwelijkscontract voor zover uitsluitend de erfgenaam als begunstigde van de schenking wordt vermeld in de schenkingsakte. Het gekozen huwelijksvermogenstelsel op zich zal dus geen invloed hebben op de vereffening en verdeling van de nalatenschappen van de ouders – schenkers doch enkel op de vereffening en verdeling van het huwelijksvermogen van de begiftigde. Ook fiscaal wordt een dergelijke schenking trouwens als “in rechte lijn” aangerekend.

Schenking aan niet-erfgenaam: Indien de erflater een schenking heeft gedaan aan de echtgenoot van zijn erfgenaam, dan is de erfgenaam zelf geen begiftigde en moet de schenking niet ingebracht worden (art. 847 en 849 BW) maar is ze desgevallend vatbaar voor inkorting. 

Plaatsvervulling en verwerping: De erfgenaam die bij plaatsvervulling opkomt moet wél inbreng doen van de schenkingen die zijn rechtsvoorganger ontving, zelfs indien hij de nalatenschap verwierp.

Optreden als begiftigde na aanvaarding: De erfgenaam die opkomt in eigen naam, is niet gehouden tot inbreng, maar enkel tot inkorting, zelfs indien hij de nalatenschap van zijn rechtsvoorganger heeft aanvaard.(art. 848 BW)

Inbreng: Inbreng  kan enkel gevorderd worden door mede-erfgenamen aan mede-erfgenamen (ab intestato) en niet door legatarissen of schuldeisers (art. 857 BW)

Mr. René Kumpen

Advocaat-vennoot